Menno ontdekt familiegeheim: 'Bijna niet voor te stellen hoe heftig dat geweest moet zijn'
In dit artikel:
Toen Menno Lanting in archiefstukken in Deventer dook om het leven van zijn overgrootmoeder na te pluizen, ontdekte hij geen lief familieverhaal maar een harde praktijk: zij was als wees "uitbesteed" — een veelvoorkomend systeem waarbij kinderen (en ook ouderen of mensen met een beperking) tegen betaling werden toegekend aan boeren of gezinnen. Haar ouders stierven binnen een week aan tyfus en de zes kinderen werden verspreid; elk kind ging naar de laagste bieder omdat kerk of gemeente alleen het door die bieder gevraagde bedrag wilde betalen.
Lantings onderzoek laat zien dat dit fenomeen tot ver in de twintigste eeuw voorkwam en honderdduizenden mensen trof. In de Randstad gebeurde het veelvuldig; in Delft werkte het lokale weeshuis zelfs samen met de VOC. Vanaf ongeveer twaalfjarige leeftijd werden jongens aan boord gezet en naar verre handelsreizen gestuurd — meer dan 800 van hen gingen de zee op, velen keerden nooit terug. Soms waren de omstandigheden extreem hard: op één schip stierven in 1742 vijf van de zeven meevarende weesjongens, waarna het weeshuis hun loon ontving en nieuwe kinderen liet gaan.
Het onderwerp was in Lantings familie lange tijd taboe, vaak wegens schaamte. Zijn boek De Bestedeling (verschijnt komende dinsdag) wil dat stilzwijgen doorbreken en fungeert als een eerbetoon aan de getroffenen. Lanting benadrukt dat niet alle verhalen tragisch eindigden: sommige kinderen werden liefdevol opgenomen of namen later boerderijen over. Zijn persoonlijke case had een relatief goed slot: zijn overgrootmoeder kreeg op haar achttiende vrijdom dankzij bemiddeling van de man die later haar echtgenoot werd. Lanting hoopt dat zijn werk mensen aanspoort hun eigen familiegeschiedenis te onderzoeken.