Preparateur vrijgesproken, maar sluit bedrijf na rechtszaak over opgezette leeuw

In dit artikel:

Taxidermist Johan Hassing uit Roelofarendsveen werd vrijgesproken in een zaak over de legaliteit van een opgezette leeuw, Janoschka. De leeuw — geboren in gevangenschap in Roemenië in 2007 en enkele jaren later overleden — belandde na de dood van het dier in 2019 als huid bij Johan, die hem prepareerde en in 2021 tijdelijk verkocht voor 32.000 euro; de koop werd later ontbonden. Politieonderzoek naar een koper die op Marktplaats bont van beschermde diersoorten aanbood bracht Janoschka weer onder de aandacht en leidde tot verdenkingen richting Hassing.

Het Openbaar Ministerie vond dat de administratieve keten tussen overlijden en aankoop niet volledig kon worden aangetoond en trok daarom de CITES‑naleving in twijfel, terwijl Hassing en zijn advocaat stelden dat aanwezigheid van de chip en de bijbehorende documenten voldoende waren. Het OM vroeg aanvankelijk een boete van 1.500 euro; Johan weigerde dat omdat hij niets fout zag en de zaak escaleerde naar de strafrechter.

Tijdens de zitting toonde de verdediging aan dat Hassing volgens internationale regels had gehandeld; de officier vroeg nog een schuldigverklaring zonder straf, maar de rechter sprak Hassing vrij. De leeuw, die tijdens het onderzoek tijdelijk bij museum Naturalis in Leiden was geplaatst, moet volgens de rechter aan Hassing worden teruggegeven. De hele procedure heeft Hassing zo aangeslagen dat hij zijn bedrijf Hassing Taxidermy heeft gesloten; hij zei zich gebruikt te voelen door het gebrek aan sluitende regelgeving: "Ik voel me een proefkonijn."

Achtergrond: CITES regelt de internationale handel in bedreigde dieren en eist doorgaans een combinatie van identificatie (bijv. chip) en papieren oorsprong; de zaak illustreert hoe onduidelijke of ontbrekende nationale administratieve aaneenschakeling tot juridische problemen kan leiden, zelfs wanneer internationale normen naar opvatting van de verdediging zijn gevolgd.